Dutch 1

De vinger. De blessure. De wond Het verband. De apotheek. Twee dagen geleden viel ik en ik blesseerde mijn vinger ernstig. Er was een rolstoelhelling en het was nat. Ik gleed uit toen ik naar beneden ging. Uitglijden. Mijn vinger raakte vast tussen de muur en de rolstoelhelling. Ik zit vast. Toen ik mijn vinger eruit haalde, mijn nagel viel eraf. Toen ging ik naar het ziekenhuis. Zij hechtten mijn nagel aan mijn vinger. Zij deden er vijf hechtingen in. Zij gebruikten lokale verdoving. Ondanks dat voelde ik pijn. Het deed veel pijn. Het doet veel pijn. De dokter zei dat er een nieuwe nagel zal teruggroeien. De nagel groeit langzaam terug. Het zal zes maanden duren. De hechtingen worden na twee weken verwijderd. Nadeel.

Toen ik jonger was, dacht ik veel aan trouwen. Ik vond het leuk.Trouwen leek heel belangrijk. Maar nu denk ik daar anders over. Trouwen is niet belangrijk voor mij. Nederlanders denken ook anders over trouwen. Voor hen is trouwen niet nodig. Ze doen het alleen als ze willen. Dat is heel anders dan in mijn cultuur. In mijn cultuur betekent trouwen vaak het einde van je vrijheid. Het voelt soms als werk. Daarom wil ik niet trouwen. Ik wil ook geen kinderen. Het leven heeft veel andere mooie dingen. Een keer was ik in Antwerpen. Het was heel druk op straat. Ik hou niet van drukte. Het is chaotisch en vermoeiend. Op mijn werk spreek ik vaak met andere mensen. Mijn collega’s werken samen en hebben het ook druk. Iedereen lijkt altijd haast te hebben.

Transcript link⁠ Slagen in Ik slaagde erin om mijn auto te redden Mijn koffie staat op de tafel Mijn koffie staat erop Ik ga de opdracht doen Ik ga het doen Mijn hond zit in een kooi Mijn hond zit erin Deze week heeft het gesneeuwd. Vooral op woensdag heeft het ongelooflijk veel gesneeuwd. Heeft het daar gesneeuwd? Ik gleed met de bestelwagen. Ik reed het veld in. Het was geen ernstig ongeluk. Het was een klein ongeluk. De auto raakte niet beschadigd. De auto creerde klein gat in het veld. De auto maakte klein gat in het veld. De auto maakte een gat in het veld De auto creëerde een gat in het veld Er lag sneeuw in de bocht, ik merkte het niet op, en de achterkant van de auto gleed. De auto draaide en reed het veld in. Daarna sloeg de auto af. Het was erg donker. Er waren konijnen in het veld. Ik stapte uit de auto en keek om me heen. Het rechtervoorwiel van de auto zat vast in de modder. Het linkerwiel stond op een stevige ondergrond. Ik startte de auto, maar het startte moeilijk. Daarna reed ik de auto heen en weer, meerdere keren. Ik gaf niet op, ik bleef proberen. Uiteindelijk slaagde ik erin de auto weer op de weg te krijgen. Ik heb drie leraren en twee leraressen. Het aantal leraressen is groter. De leraren kwamen niet naar de vergadering Mijn leraar Nederlands is een man.

Transcript Link Dochter: Pap! Waar is mijn telefoon? Ik kan hem nergens vinden. Vader: Ik heb geen idee. Ligt hij niet op je kamer? Dochter: Nee. Vader: Zit hij misschien in je tas? Dochter: Nee, ook niet. Vader: Zit hij nog in je jas? Dochter: Waar is mijn jas? Vader: Die hangt aan de kapstok in de gang. Dochter: Oh. Even kijken … Nee, hij zit ook niet in mijn jas. Vader: Dan weet ik het ook niet. Dochter: Oh, ik zie hem al! Hij zit nog in het stopcontact! Bedankt voor je hulp! Vader: Graag gedaan.

Track 59

Dutch 1